De idee dat kunstopdrachten mee voeding kunnen geven aan onderzoeksopdrachten, visievorming, beleidsvoorbereiding, concrete projecten, uitwerking van ontwerpen, enzovoort is meer dan ooit aan de orde. Kunstenaars scannen immers voortdurend de maatschappelijke radar en zijn zelf geïnteresseerd in de publieke ruimte als basis en onderwerp van hun artistieke praktijk. Zij zijn vaak diegenen die ons wijzen op maatschappelijke urgenties en transities.
Om inzicht op te bouwen in de transities die zich voordoen binnen de publieke ruimte en het kunstenveld, vertrekt het verkennend onderzoek over kunst in opdracht in de publieke ruimte vanuit vier begrippenparen. Elk begrippenpaar staat voor een bepaalde transitie met impact op de publieke ruimte. Samen beslaan de begrippenparen een zo groot mogelijk inhoudelijk veld. De paren zijn zo gekozen dat binnen elk paar een productieve spanning ontstaat tussen twee polen:

  • productie & economie
  • virtualiteit & duurzaamheid
  • gebruik & beheer
  • burgerschap & emancipatie

De begrippenparen geven vorm aan de kennisdelingsmomenten, meer bepaald doordat ze aanleiding geven om bepaalde cases van kunst (in opdracht) te onderzoeken met het oog op het ontrafelen van de effecten van kunst op het publiek domein. Doorheen die kennisdelingsmomenten kunnen de begrippen in kwestie ook wijzigen, en vervangen worden door relevantere, preciezere of meer omvattende begrippen. Uiteindelijk resulteren de (verfijnde) begrippenparen in inhoudelijke werkvelden die toekomstige cases en programma’s van kunst in opdracht in de publieke ruimte zullen aansturen.
Productie en economie
Nieuwe kunstprojecten kunnen een context vinden in (voormalige) industriële gebieden - in expliciet ‘economische’ plekken dus - omdat juist daar nieuwe publieke ruimte geproduceerd wordt. Dergelijke contexten zijn historisch economisch, maar niet zelden ook ‘actueel economisch’, omdat ze ontwikkeld worden door private partijen of via publiek-private samenwerkingen. Maar niet alleen de fysieke plaats van een kunstwerk kan verwijzen naar ‘economie’, ook het model aan de hand waarvan het kunstwerk in kwestie tot stand komt, verhoudt zich telkens tot ‘economie’ en ‘productie’.

De productie van kunst én de productie van publieke ruimte zijn vandaag onderhevig aan veranderingen, bijvoorbeeld doordat de nadruk ofwel al te zeer ligt op speculatie en ‘financialisatie’, of er juist nieuwe of alternatieve economische modellen ontwikkeld worden, zoals de coöperatie. Daarenboven: productie, zeker in de stedelijke omgeving, is een actueel thema. Via het circulaire (her)gebruik van bouwmaterialen, allerlei initiatieven in de deeleconomie en een klemtoon op de korte keten (niet in minst met betrekking tot voedselproductie), komen productieprocessen weer dichter bij de burger te staan. Bovendien vervagen de grenzen tussen wonen en werken.

Hebben die en nog vele andere mogelijke ontwikkelingen gevolgen voor de productie van kunst? Wat houdt kunstenaars bezig in verband met economische vraagstukken? Welke economische veranderingen komen eraan? En welke inspiratie heeft het begrippenpaar ‘productie en economie’ te bieden? Of omgekeerd: welke (ongekende) effecten kan kunst hebben op transities met betrekking tot productie en economie?
Virtualiteit en duurzaamheid
Kunst in de publieke ruimte hoeft niet altijd tastbaar of duurzaam te zijn (in de traditionele zin van het woord): ook kunstwerken die efemeer of virtueel van karakter zijn, kunnen kritische vragen oproepen, aanzetten tot ontmoeten, of publieke ruimte ‘maken’. Kunst kan ook in een virtuele ruimte plaatsvinden, of er ten minste bijzondere verbanden mee aangaan. Zelfs los van een expliciet virtuele (online) context is kunst vandaag ‘relationeler’ dan ooit.

Duurzaamheid en klimaat zijn dé thema’s van vandaag. Ruimtelijke kwesties bijvoorbeeld over bebouwde versus open ruimte zijn alomtegenwoordig. Het is voor de hand liggend dat kunstprojecten aansluiten bij die thema’s, er kritische vragen bij stellen en/of een plek in de voorhoede opnemen met betrekking tot het ‘aanpakken’ van de thema’s in kwestie. Hetzelfde geldt voor de domeinen technologie en nieuwe (virtuele) media: ze kunnen inspirerend werken of juist uitnodigen tot het maken van kritische kanttekeningen.

Of betekent duurzaamheid vooral ‘zorgen voor’, en kan een kunstwerk dat uitlokken? Gaat de ouderwetse definitie van een publieke ruimte als een de facto ‘duurzame’ ruimte nog op? Welke plekken verdienen het om verduurzaamd te worden?

Zowel praktijkvoorbeelden van kunst in opdracht in de open ruimte als in een stedelijke en zelfs virtuele context, spelen daarop in. In de kunstpraktijk vinden we zowel voorbeelden die de ene keer flirten met de wetenschap en de andere keer met nieuwe - ‘virtuele’ of andere - manieren om een publiek te betrekken. Daarbij komen aspecten van duurzaamheid zowel impliciet, als expliciet aan bod.
Gebruik en beheer
Net zoals gebouwen, straten en pleinen moeten ook kunstwerken in de publieke ruimte beheerd worden. Klassieke standbeelden zijn meestal gemaakt uit duurzame materialen en krijgen als het goed zit af en toe een opfrisbeurt. Het beheer ervan gebeurt of wordt vergeten, maar het behoort tot het terrein van het ‘gekende’. Hedendaagse kunstwerken daarentegen laten zich soms moeilijker beheren, maar anderzijds kunnen juist in dat beheer - in de zorg die het werk als het ware uitlokt - nieuwe relaties tussen kunstwerk, publiek en publieke ruimte schuilen.

Kunst in de publieke ruimte is daarnaast in staat om de verbeelding wat betreft het gebruik van de publieke ruimte - of in bepaalde gevallen van het kunstwerk zelf - te triggeren. Of sterker nog, om betrokkenheid en performativiteit te genereren en dus om relaties met contexten en actoren te laten verschuiven doorheen de tijd. Misschien is publieke ruimte niet zomaar een statisch gegeven, maar wordt ze telkens gecreëerd doordat mensen er actief bezig zijn, al dan niet daartoe aangezet door kunstwerken?

Kunst in opdracht in de publieke ruimte raakt aan diverse maatschappelijke domeinen en schept daardoor mogelijkheden voor alle betrokken actoren, ook de ‘gebruikers’, om zich bepaalde veranderingen toe te eigenen. Dat kan gaan over deelpraktijken en nieuwe beheersvormen in relatie tot gebouwen, gronden, diensten, energie, voedsel, enzovoort… In een dergelijke ‘democratisering’ van de leefomgeving schuilt ook een gevaar, namelijk de wens of hoop bij (hogere) overheden dat ‘de commons het wel zullen oplossen’. Met betrekking tot het beheer van de publieke ruimte kan dat
geïnterpreteerd worden als het afschuiven van verantwoordelijkheid op het publiek.

Hoe kunst omgaat met tijdelijkheid én permanentie, of ze wakker ligt van bottom-up én top-down benaderingen van zowel beheer als gebruik: het zijn die aspecten die de thema’s ‘gebruik’ en ‘beheer’ relevant maken met het oog op de urgenties van vandaag die een impact zullen hebben op de publieke ruimte van morgen. Kritische vragen worden niet geschuwd, evenmin als schijnbaar utopische voorafnames op een andere toekomst.
Burgerschap en emancipatie
Met ‘burgerschap en emancipatie’ staat een sociale component centraal, al kan het begrippenpaar, als het gaat over het ‘gebruik’ van de publieke ruimte, ook de functionele component bespelen. De publieke ruimte is geen leeg podium of lege tentoonstellingszaal. De context, ook in zijn sociale dimensie, geeft betekenis aan de publieke ruimte en reikt een gelaagdheid aan waarop kunstenaars inspelen of zich inspireren.

Hoewel een groot stuk van de westerse kunstgeschiedenis steunt op ‘officiële’ kunst, gecreëerd in opdracht van machthebbers en niet zelden met als doel het prestige van die machthebbers nog te vergroten, heeft kunst sinds lange tijd ook een expliciet geëngageerde kant. Kunst werpt vragen op over wie deel uitmaakt van de samenleving (politiek, symbolisch, …) en wie niet; kunst bevraagt de maatschappelijke verhoudingen en neemt het niet zelden op voor de kwetsbaren.
Burgerschap is een breed, maar ook een gecontesteerd begrip. Want wie is burger of mag zich burger noemen?

Vanzelfsprekend zijn dergelijke vraagstukken verbonden met identiteit, gender, leeftijd, diversiteit, … Kunst gaat daar niet op een eenduidige manier mee om, maar vertrekt steeds vaker vanuit de unieke en specifieke capaciteiten van bepaalde mensen of groepen - in uitgesproken sociaal-artistieke projecten, maar ook daarbuiten.

Ook wat betreft emancipatie werpen vragen rond inclusie en exclusie zich op. In het publieke leven - ook in de kunst - zijn bepaalde groepen dominant en andere niet. Is er nood aan dekolonisatie (van de kunsten) en intersectionaliteit? Hoe zit het met fysieke en andere grenzen rond bepaalde groepen en plekken – zelf opgeworpen of niet? Ook vragen zoals ‘wat betekent het om deel te (mogen) nemen aan het publieke leven?’, en ‘hoe kan kunst mensen betrekken bij urgente maatschappelijke thema’s?’ blijven relevant. En omgekeerd: hoe kan kunst (kritisch) reflecteren op wat er zich vandaag al afspeelt in het publieke leven?

Heel wat kunstenaars gaan het gesprek aan met ‘het politieke’, meer bepaald met de relaties tussen zij die (nog) geen stem hebben en hun strijd (het proces dat gepaard gaat met het aanvechten van die situatie). Burgerschap, emancipatie en aanverwante thema’s zijn op inhoudelijk vlak constant in beweging. En kunst, zoveel is duidelijk, stimuleert dat proces.